Wat heeft Alblasserdammer Jan Jacobsz de Graeff met Paleis Soestdijk te maken?
Maar uit zo’n klein plaatsje kan wel iets groots voortkomen. Want wie zou hebben kunnen denken dat een Alblasserdammer in die woelige tijd iets met een Koninklijk paleis te maken zou kunnen hebben. Al was het maar zijdelings.
Laten we eerst maar eens in dat kleine landje aan de Noordzee gaan kijken.
En daar komen we een zekere Jan Pietersz de Graeff tegen. Hij is geboren in het jaar 1512, en hij is overleden in het jaar 1553, hij was toen slechts 41 jaar oud. Hij was lid van de Staatse partij, en van 1542 tot 1553, het jaar waarin Willem de zwijger werd geboren, was hij Schepen van Amsterdam. In 1543 was hij lid van de Vroedschap van Amsterdam
Jan Pietersz Graeff was dus een Amsterdamse regent maar ook een lakenhandelaar uit de 16e eeuw, en had dus niets met Alblasserdam te maken.
Jan Pietersz Graeff was de oudst bekende vertegenwoordiger van het geslacht De Graeff en wellicht de zoon van een zekere Pieter Graeff. Zijn moeder was Griet Pietersdr Berents.
Jan Pietersz Graeff woonde in een huis in Amsterdam aan het Damrak, Huis De Keyser genaamd, dat nog eeuwenlang in bezit was van zijn nageslacht. Zijn zonen Lenaert, Diederik en Jacob dreven een ijzerhandel in het huis genaamd De Keyzershoed, voor Huis de Keyser in de Niezel, waar later de Keizerskroon uithing. Daar dreef hij een lakenhandel, en in 1539 was hij waardijn van de Amsterdamse lakenhandelaars.
Graeff handelde ook in Antwerpen, de toenmalige stapelplaats van Engels laken. In 1542 werd hij vroedschapslid en in 1543, dat was ook het jaar waarin Nicolaus Copernicus op zijn sterfbed het eerste exemplaar van zijn magnum opus 'De Revolutionibus Orbium Coelestium' ("Over de omwentelingen van de hemellichamen") ontving, daarin werd voor het eerst de zon centraal gesteld in plaats van de aarde, en werd Jan Pietersz Graeff tot schepen van Amsterdam benoemd.
Joost van den Vondel noemde Jan Pietersz Graeff in zijn vers Aen den hooghedelen heer Pieter de Graef, vryheer van Zuitpolsbroek, op den oorsprongk van het geslagt der graven "den braven". Verder herdacht Vondel hem in zijn Mengeldicht.
Jan Pietersz Graeff trouwde met Stein Braseman en kreeg met haar vijf zonen die hun kindertijd overleefden:
En deze Jan Jacobsz Graeff is nu het uitgangspunt van dit ingewikkelde verhaal, hij werd geboren in Alblasserdam, zo rond 1570/75, en overleed aldaar. Jazeker in Alblasserdam. Hij was lid van het dagelijks bestuur van het waterschap van de Zijpe. Hij behoorde tot de Alblasserdamse tak van het geslacht De Graeff.
Hij was dus een kleinzoon van Jacob Jansz Graeff en Geertge Claes Coppensdr van Ouder Amstel. Deze Jacob was dus de jongere broer van Lenaert Jansz en Diederik Jansz Graeff. Jan, die een neef van Jacob Dircksz de Graeff was, trouwde met Trijn Simons Comans, overleden in 1613.
Zijn kleindochter Catharina de Graeff, overleden 1653, trouwde met Jan van Egmond van der Nijenburg. Graeffs nazaten waren verwant met de geslachten Boelens Loen, Van Foreest, Van Wijk, Cromhout, met Arent Bardes, en met Andries Ramp.
1640, het jaar waarin dochter Adriana Jans Graeff misschien overleden is, was ook het jaar van de volgende gebeurtenissen: Na de dood van Hendrik Casimir besloot de Staten-Generaal een afvaardiging naar Friesland en Groningen te sturen om er op aan de dringen Frederik Hendrik als stadhouder te benoemen.
Friesland benoemde snel Hendriks broer Willem Frederik voor de afvaardiging arriveerde. Groningen en Drenthe besloten Frederik Hendrik tot stadhouder te benoemen en niet Willem Frederik, zijn schoonzoon. De Staten-Generaal benoemden de prins van Oranje ook tot stadhouder van de generaliteitslanden Wedde en Westerwolde.
De familie De Graeff was één van de weinige regentenfamilies, die zowel vóór als na de Alteratie van 1578 aan de regering van Amsterdam deelnamen. In de Gouden Eeuw vormde deze familie een vooraanstaand staatsgezind geslacht, dat samen met het verzwagerde geslacht Boelens Loen, Bicker, De Witt en Hooft een eeuw het bestuur over de stad Amsterdam en over het gewest Holland praktisch in handen hebben gehad en daardoor ook in de Republiek der Verenigde Nederlanden een belangrijke vinger in de pap hebben gehad.
De familie was dan ook inmiddels een van de rijkste geslachten van het gewest Holland geworden. In 1610 kocht Jacob Dircksz de Graeff van de Graaf van Arenberg de hoge heerlijkheid Zuid-Polsbroek, waarmee hij een van de eerste Nederlandse regenten was die aan zijn familienaam een heerlijkheid verbond.
1610 was ook het jaar van de volgende gebeurtenissen:
Samen met de families Bicker en De Witt streefde de familie De Graeff naar de volledige soevereiniteit van de republikeinse regenten, en voor de afschaffing van het stadhouderschap van het Huis van Oranje. Cornelis de Graeff steunde het sluiten van het verdrag van de Vrede van Münster, samen met Jacob de Witt en diverse leden van de familie Bicker - de zogenaamde Bickerse ligue. Tot hun politieke tegenstanders behoorden de stadhouders uit het huis van Oranje-Nassau en de Amsterdamse regentengeslachten Pauw, hier vooral Reinier Pauw, Schaep en Valckenier. In het rampjaar 1672 was de strijd tussen de staatsgezinde en de prinsgezinde partij op het hoogtepunt; diverse staatsgezinde regenten verlieten de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De familie De Graeff probeerde vrede te sluiten met de prinsgezinden, maar werd door Willem III van Oranje uit de regering verwijderd.
En dat is dus de link van Alblasserdam via Jan Jacobsz Graeff naar Paleis Soestdijk. Zo raar kan het lopen…….
Maar hoe kwam deze Jan Jacobsz Graeff nu in Alblasserdam terecht?
Daar vinden we misschien een aanwijzing over bij dat familielid wat naar Brugge was gevlucht. Namelijk de oudoom van Jan Jacobsz Graeff: Lenaert Jansz de Graeff, geboren in Amsterdam, zo rond 1530/1535 en overleden in ballingschap vóór 1578. Hij was een Amsterdamse ijzerhandelaar, een voorstander van de hervormingspartij en een vriend van Hendrik van Brederode. Wellicht is hij dezelfde persoon als Monseigneur de Graeff, van Brugge, een watergeus in de Tachtigjarige Oorlog.
Deze Lenaert Jansz de Graeff werd in Huis de Keyser aan het Damrak geboren. Zijn vader Jan Pietersz Graeff was schepen en vroedschap en een van de rijkste handelaars in de stad, die ook in Antwerpen handel dreef. Zijn moeder was Stein Braseman. De Graeff had samen met zijn broer Dirck een ijzerhandel in het Huis de Keyser. Zijn eerste vrouw was Griet Jansdr Duivens, zijn tweede Griet Hendriksdr Rooclaas. Uit zijn tweede huwelijk liet hij twee dochters en één zoon na.
Deze De Graeff behoorde samen met zijn broers Dirck en Jacob tot de "70 aanzienlijke en vermogende Amsterdammers". Deze groep schreef in 1564 aan de landvoogdes Margaretha van Parma een beklag over de misbruiken in de samenstelling en het bestuur van de regering en de rechtspraak van Amsterdam. In 1567 was De Graeff een van de tegenstanders van het voornemen om Charles de Brimeu, graaf van Megen, samen met zijn troepen in de stad te laten. Lenaert was een voorstander van de hervormingspartij, en steunde samen met een groot deel van de burgerij, de benoeming van Hendrik van Brederode tot kapitein-generaal van Amsterdam. Op 25 februari 1567 werd over een verdrag in zijn huis de Keyser onderhandeld tussen de Spaans gezinde Wethouderschap en de burgerij. De Graeff werd Brederodes adjudant. In april van dit jaar werd Brederode afgezet.
Ene Monseigneur de Graeff, van Brugge kwam in 1571 voor het eerst op de vloot van de watergeuzen voor. Deze vloot plunderde een schip uit Emden, dat met zijn bemanning en lading naar de Engelse kust bij Dover werd gesleept. Het schip werd zeven weken lang vastgehouden. In het voorjaar rustte deze Monseigneur De Graeff een paar schepen uit, die zich met de vloot van Willem II van der Marck Lumey verenigden. In april 1572 nam Monseigneur De Graeff onder Lumey deel aan de inname van Den Briel. Volgens de familieoverlevering zouden deze Monseigneur De Graeff, van Brugge en Lenaert Jansz de Graeff dezelfde persoon zijn.
In 1578 gebeurde ook nog het volgende:
En toen Lenaert Jansz de Graeff in augustus 1567 Amsterdam verliet met zijn vrouw, zal hij vast niet alleen geweest zijn. Er is natuurlijk een grote kans dat er enkele familieleden met hem meegingen, bijvoorbeeld zijn broer met zijn gezin, en het kan dus heel goed zijn dat daar de vader Jan Jacobsz Graeff en zijn vrouw daar ook bij waren, en dat dit gezin zich in Alblasserdam gevestigd had. Dat zou verklaren dat Jan Jacobsz graeff uit Alblasserdam kwam, en zo de voorvader van de Alblasserdamse Tak van de familie de Graeff was geworden. Volgt u het nog?
En nu nog de link met Paleis Soestdijk. Want die bestaat wel degelijk. Daarvoor gaan we terug naar Cornelis de Graeff, heer van Polsbroek, geboren in Amsterdam op 15 oktober 1599 en overleden aldaar op 4 mei 1664, hij was een Amsterdamse regent, burgemeester, diplomaat en staatsman in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en een Nederlandse mecenas en kunstverzamelaar. De Graeff behoorde tot de staatsgezinde factie van de republiek.
Hij was een lid van het Amsterdamse geslacht De Graeff dat, met het verzwagerde geslacht Bicker, op het hoogtepunt van de Gouden eeuw vijftig jaar lang voor een belangrijk deel het bestuur over de stad Amsterdam bepaalde. Door deze machtsbasis hadden zij in het graafschap Holland en in de republiek een belangrijke vinger in de pap.
Cornelis de Graeff maakte deel uit van de staatsgezinde factie die na de plotselinge dood van stadhouder Willem II, vanaf het midden van de 17de eeuw de financiën en politiek in de republiek bepaalde. Hij werkte als schepen van Amsterdam nauw samen met zijn broer Andries de Graeff en de raadspensionaris Johan de Witt, die getrouwd was met een dochter van zijn zus.
Hij was een tegenstander van de Oranjes, maar gematigder dan zijn republikeinse voorganger Andries Bicker. Samen met de gebroeders Johan en Cornelis de Witt streefden de gebroeders De Graeff naar de volledige soevereiniteit van de republikeinse regenten, en voor de afschaffing van de stadhouderschap van het Huis van Oranje-Nassau. Cornelis de Graeff wist door zijn diplomatieke gaven een balans te bewaren tussen de calvinistische, Oranjegezinde facties en de staatsgezinde regenten.
Ondanks de Acte van Seclusie genoot Cornelis De Graeff toch het vertrouwen van de Oranjes. Maria Henriëtte Stuart vertrouwde hem het voogdijschap over haar zoon prins Willem III toe. In 1660 werd De Graeff samen met De Witt en Gillis Valckenier voogd van Willem, het kind van staat.
De prins speelde samen met De Graeffs zonen Jacob en Pieter in het huis aan de dijk naar Soest (het latere paleis Soestdijk) wat toen in het bezit was van deze Cornelis de Graeff. Zoon Jacob de Graeff verkocht het huis Soestdijk, dat er toen natuurlijk nog niet uitzag zoals tegenwoordig, aan stadhouder Willem III van Oranje in 1674 voor 18.755 gulden…….
En zo is het cirkeltje dus rond, en had Jan Jacobsz de Graaf, geboren in Alblasserdam dus wel degelijk iets te maken met Paleis Soestdijk. En, stammen de mensen in Alblasserdam die nu nog de naam de Graeff dragen af van de hoofdpersoon van dit verhaal? En weten ze dat ze misschien in het Paleis Soestdijk hadden kunnen wonen? En weten ze dat hun voorouders belangrijke Nederlanders waren die hun stempel hebben gedrukt op de Tachtigjarige Oorlog, en het daarop volgende Eerste Stadhouderloze tijdperk met de Gebroeders de Witt……….
En in datzelfde jaar 1674, het jaar dus waarin de familie de Graeff het Paleis Soestdijk weer verloor, gebeurde er op 1 augustus ook nog het volgende: Een zeer zware storm raasde over de Nederlanden, met als gevolg tal van ingestorte gebouwen en vele slachtoffers; in de stad Utrecht stort het schip van de Domkerk in door een tornado. En op 10 augustus van dat jaar gebeurde er nog iets opmerkelijks: Het schip 'Het vliegende Paard' van commandant Jurriaen Aernoutsz viel het Franse Fort Pentagouet in de Penobscotbaai aan. Het fort geeft zich na twee uren strijd over. Zo begon de verovering van Acadië en de stichting van Nederlands Acadië……….
Maar dit laatste had dan weer niets met de familie de Graaff te maken en zeker niet met Alblasserdam, maar het moest me toch nog even van het hart.……..
Column nummer 20 van uw columnist.